
Jurisprudentie
AQ8657
Datum uitspraak2004-08-26
Datum gepubliceerd2004-08-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/5980 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2004-08-31
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers02/5980 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Opposante heeft het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald. Het verzet dient ongegrond te worden verklaard.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
02/5980 WUV
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 17 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposante], wonende te [woonplaats] (Indonesiƫ), opposante,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De Raad heeft bij uitspraak van 3 juli 2003 het door opposante ingestelde beroep tegen een ten aanzien van haar door geopposeerde genomen besluit d.d. 26 september 2002 niet-ontvankelijk verklaard op de grond dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is betaald.
Tegen die uitspraak heeft opposante bij brief van 26 september 2003 verzet gedaan. Het verzetschrift is op 30 september 2003 ter griffie van de Raad ontvangen.
Het verzet is behandeld ter zitting van de Raad van 15 juli 2004 waar opposante niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. I. Wolfert, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de stukken is bij schrijven van 6 januari 2003 opposante erop gewezen dat het verschuldigde griffierecht alsnog binnen vier weken na dagtekening per kas dient te zijn voldaan dan wel op de bankrekening van de Raad dient te zijn bijgeschreven.
Dit schrijven hield een herinnering in aan een eerder schrijven van 16 december 2002 waarbij opposante was uitgenodigd het griffierecht te voldoen.
Opposante heeft in verzet aangevoerd dat zij de reden van het verzuim tijdig te betalen reeds eerder heeft aangegeven in een door haar ingediende brief van 21 februari 2003. Aangezien deze brief zich niet in het dossier bevond heeft de Raad door middel van verscheidene brieven aan opposante getracht deze brief in zijn bezit te krijgen. Hierop is echter geen reactie ontvangen. Het enige schrijven dat zich in het dossier bevindt met voornoemde datum bevat geen verschoningsgrond aangezien dit een kopie van een bankafschrift van de ABN-AMRO bank te Manado betreft waaruit blijkt dat het griffierecht op 21 februari 2003 door opposante is overgemaakt. Het verschuldigde bedrag is eerst op 24 februari 2003 op de rekening van de Raad bijgeschreven.
Dit houdt in dat opposante het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft betaald.
Uit het vorenstaande volgt dat het door opposante gedane verzet ongegrond dient te worden verklaard.
Met toepassing van artikel 8:55 van de Awb wordt daarom beslist zoals hierna in rubriek III is aangegeven.
Voor een veroordeling van een der partijen in de proceskosten, zoals bedoeld in artikel 8:75 van de Awb bestaat ten slotte geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gegeven door mr. C.G. Kasdorp als voorzitter in tegenwoordigheid van
L. Karssenberg als griffier en uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2004.
(get.) C.G. Kasdorp.
(get.) E. Heemsbergen.
HD
16.07